Menu
Bedrijfsvoering

Lonen 2014: velen gaan erop vooruit

Rotterdam, 3 januari 2014 – De meeste Nederlandse werknemers gaan er dit jaar netto op vooruit. De loonstijging is het grootst bij lonen tot 1.750 euro per maand. Zo gaan de minimumlonen er maandelijks 55 euro netto op vooruit. Werknemers met lagere lonen betalen minder belasting en hebben een hogere heffingskorting. Door een verdere terugval van de arbeidskorting en doordat de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk wordt, leveren hogere inkomens juist in: tot maximaal 52 euro per maand bij een inkomen van 6.500 euro. Gepensioneerden gaan er dit jaar netto iets op vooruit dankzij een lagere premie voor de ZVW (zorgverzekeringswet) en een lager belastingtarief in de eerste schijf.

Dit blijkt uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die maandelijks de salarisstrook van 1,4 miljoen Nederlandse werknemers verzorgt, op basis van de belastingtarieven, pensioen- en andere premies en heffingen van 2014

Voor de laagste inkomens wordt het belastingtarief in de eerste schijf verlaagd van 37% naar 36,25%. De maximale arbeidskorting gaat daarnaast omhoog met 374 euro naar 2.097 euro. Tenslotte profiteren lagere inkomens van een hogere algemene heffingskorting. Deze stijgt met 102 euro naar 2.103 euro. Werknemers kunnen wel sneller te maken krijgen met een terug te betalen bedrag. Vanaf 2013 is de arbeidskorting meer inkomensafhankelijk gemaakt. Hierdoor kan het zo zijn dat werknemers in 2014 over 2013 tot maximaal 1.173 euro terug moeten betalen bij de aanslag inkomstenbelasting.

Pensioenpremie sterk bepalend voor inkomen
Hoewel veel lonen over het algemeen stijgen, zijn er tussen het algemene beeld en de sectoren Metaal & Techniek, Zorg & Welzijn, Bouw en Overheid grote verschillen te zien. Deze verschillen worden met name veroorzaakt door stijgingen en dalingen in pensioenpremies voor de desbetreffende sectoren.

Hoge inkomens gaan er bij Metaal & Techniek op vooruit, terwijl deze inkomensgroep er in het algemene beeld en bij Zorg & Welzijn juist op achteruit gaat. Inkomens vanaf 6.500 euro in de sector Zorg & Welzijn leveren dit jaar flink in. Deze werknemers gaan er netto 52 euro per maand op achteruit. Werknemers met een inkomen van 6.000 euro in de Metaal & Techniek gaan er 80 euro netto per maand juist aanmerkelijk op vooruit. Zij gaan beduidend minder pensioenpremie betalen.

Ambtenaren: lage lonen stijgen
Bij ambtenaren stijgen net als bij het algemene beeld brutolonen tot 1.750 euro netto het meest. Door een lagere pensioenpremie, het lagere belastingtarief in de eerste schijf en de hogere heffingskorting(en) kan het verschil ten opzichte van 2013 oplopen tot meer dan 50 euro netto per maand.

Bij de hele lage lonen (denk ook aan parttime medewerkers) is het opvallend dat deze ambtenaren er relatief minder op vooruit gaan. De pensioenpremies die zij betalen, drukken het heffingsloon zodat er geen belasting is verschuldigd waardoor de arbeidskorting ook niet te gelde kan worden gemaakt. Deze werknemers profiteren dus niet of minder van de hogere heffingskortingen.

Zorg & Welzijn: hoger loon levert tot 50 euro in
De ontwikkeling van de netto lonen in deze sector wordt niet sterk beïnvloed door de pensioenpremies en lijkt dus op het algemene beeld. Ook in de sector Zorg & Welzijn gaan lagere lonen erop vooruit en dalen de netto inkomsten van medewerkers met hogere lonen. De pensioenpremies zijn nauwelijks tot niets veranderd ten opzichte van vorig jaar.

De netto inkomsten van werknemers met een hoog loon in de sector Zorg & Welzijn dalen. Vanaf een inkomen van 5.000 euro leveren zij in, oplopend tot meer dan 50 euro per maand.

Metaal & Techniek: forse daling pensioenpremie
Alle werknemers in de Metaal & Techniek gaan erop vooruit. Een werknemer met een modaal inkomen van 2.585 euro houdt netto 66 euro meer per maand over. De vooruitgang is het gevolg van een lagere pensioenpremie, wat kan oplopen tot een fors bedrag. Medewerkers met een modaal inkomen betalen circa 49 euro minder pensioenpremie per maand; bij twee keer modaal is dit zelfs ruim 148 euro minder. Ondanks stijging van de belasting voor hogere inkomens, zorgen de lagere pensioenpremies dat werknemers met een brutoloon van 6.000 euro dit jaar maandelijks 80 euro meer overhouden.

Bouw: minimumloon houdt 53 euro meer over
Bij de berekeningen voor de Bouw is uitgegaan van lonen per vier weken. De ontwikkeling van de netto lonen in de Bouw wordt niet sterk beïnvloed door de pensioenpremies en lijkt dus op het algemene beeld: lagere lonen gaan erop vooruit en de hogere leveren in. Zo gaat een werknemer met een minimumloon van 1.371 euro er per vier weken 53 euro op vooruit. Inkomens vanaf 5.000 euro gaan er in deze sector op achteruit. De netto daling varieert van 11 euro oplopend tot 43 euro. Werknemers in de Bouw gaan minder pensioenpremie betalen.

Gepensioneerden: lichte stijging netto inkomen
Gepensioneerden gaan er netto licht op vooruit. Dit komt door een lager belastingtarief in de eerste schijf en een lagere premie voor de ZVW die gepensioneerden zelf moeten betalen. Bij de berekeningen van de uitkering voor gepensioneerden is uitgegaan van uitkeringsgerechtigden die de AOW gerechtigde leeftijd hebben bereikt en geboren zijn voor 1945 en de loonheffingskorting bij de AOW te gelde maken. Het betreffen dus aanvullende bedrijfs(tak)pensioenen of een aanvullende lijfrente uitkering.

Terugbetaling arbeidskorting: onaangename verrassing
De arbeidskorting en de algemene heffingskorting zijn sterker inkomensafhankelijk gemaakt, waardoor de cijfers op de loonstrook niet altijd alles meer zeggen. “Het komt steeds vaker voor dat de definitieve afrekening pas bekend is bij de inkomstenbelastingaanslag over dat jaar,” zegt Dik van Leeuwerden, manager kenniscentrum wet- en regelgeving bij ADP. “Dat moment ligt ruim na afloop van het betreffende jaar, staatsecretaris Weekers noemde dit het ‘deurmatmoment’. Dat kan dus voor een onaangename verrassing zorgen als je hier geen rekening mee houdt.”

Door het sterker inkomensafhankelijk maken van de heffingskortingen kan het zo zijn dat werknemers in 2014 over 2013 tot maximaal 1.173 euro aan ontvangen arbeidskorting terug moeten betalen. Het verschil over 2014 kan zelfs oplopen tot maximaal 1.730 euro. Werknemers met een salaris in 2013 vanaf 40.248 euro krijgen te maken met de terugval in de arbeidskorting. Bij werknemers met een jaarinkomen hoger dan 65.000 euro per jaar loopt dit op tot het maximale bedrag van 1.173 euro.

Als er looncomponenten zijn die eenmalig of eenmaal per jaar worden uitgekeerd, mag het salarispakket geen rekening houden met de algemene of arbeidskorting en dus ook niet met de terugval daarin. Dat betekent dat er in de inkomstenbelasting met de werknemer wordt afgerekend.

Dit fenomeen komt ook naar voren als iemand meerdere banen of een combinatie van een baan met freelance werkzaamheden heeft. “Met twee kleine parttime banen lijkt het dat je belastingtechnisch spekkoper bent, maar achteraf moet je weer een bedrag terugbetalen via de inkomstenbelasting,” waarschuwt Van Leeuwerden.

Verantwoording, rekentool en complete cijfers
Bij de berekeningen is uitgegaan van pensioenregelingen van ABP, Zorg & Welzijn (voorheen PGGM), Bouw en Metaal & Techniek. Waar wordt gesproken over pensioenpremies, zijn ook andere verplichte inhoudingen zoals WIA-bodem en WGA-hiaat verzekering in de berekeningen opgenomen. ABP pensioenregelingen gelden voor diverse sectoren. ADP is uitgegaan van de sector ‘overheid, onderwijs’. Voor Zorg & Welzijn is gekeken naar ‘kinderopvang’. Voor de sector Bouw is gerekend met lonen per vier weken.

De complete cijfers en een vergelijkingstool bruto-netto zijn hier te vinden.

Een toelichting op de nieuwe loonstrook vindt u hier.